Responsinhibitie
Hoe kan je de responsinhibitie versterken?
- Beseffen, aanvoelen in welke situaties je te snel gaat: de sleutelwoorden voor het versterken van inhibitie zijn het vergroten van voorspelbaarheid en het aanbrengen van structuur en duidelijkheid.
- Weten wat je zelf kunt doen om jezelf af te remmen: afleiden en alternatief gedrag voorstellen
-
Kinderen willen ’s morgens vaak veel vertellen en doen dit dan wanneer het nog niet kan (bv. in de gang, in de rij) en door elkaar. Maak er een gewoonte (= structuur en voorspelbaarheid) van dat ze eerst hun brooddoos en kaft op de juiste plaats moeten leggen (= afleiden en alternatief gedrag) en het daarna in de kring mogen vertellen.
​
​
​
-
In de kring zelf durven de kinderen elkaar ook onderbreken. Daarom kan er een voorwerp in de kring gebruikt worden tijdens het vertellen: de vertelstok, de vertelknuffel... De kinderen mogen enkel vertellen als ze dit voorwerp in hun handen hebben. (= structuur).
​
​
​
-
Verkeerslicht gebruiken (Smidts & Huizinga, 2018): Als het op groen staat, mogen ze vragen stellen aan de leerkracht door hun vinger op te steken of door het kaartje/blokje om te draaien (zie volgende). Als het op oranje staat, mogen ze geen vragen aan de leerkracht stellen maar wel aan elkaar. Als het op rood staat, mogen ze geen vragen stellen. Er worden duidelijke regels gemaakt voor als het licht op rood staat en de leerkracht niet direct bij hen kan zijn. (= structuur en voorspelbaarheid) Er moet voor gezorgd worden dat de leerlingen weten wat ze moeten doen als ze vastlopen bv. even een ander taakje doen, de vraag stellen aan een medeleerling… (= alternatief gedrag)
​
​
​
-
Hulpmiddel voorzien waarmee de kinderen kunnen aangeven of ze hulp nodig hebben (Smidts & Huizinga, 2018), bijvoorbeeld: een rood en groen blokje (= structuur). Idem zoals hierboven moet er gezorgd worden dat de leerlingen weten wat ze moeten doen als ze vastlopen. (= alternatief gedrag)
​
​
​
-
Spiegelspraak: het gedrag van het kind wordt zo concreet mogelijk omschreven, zodat je hen een spiegel voorhoudt. (= beseffen in welke situatie je te snel gaat). Je kan er ook een interpretatie, een vraag, een afspraak of feedback aan toevoegen.
-
Spiegelspraak: “Ik zie dat je zit te wiebelen op je stoel.”
-
Spiegelspraak met interpretatie: “Ik zie dat je zit te wiebelen op je stoel. Je hebt het blijkbaar moeilijk om te wachten.”
-
Spiegelspraak met vraag: “Ik zie dat je zit te wiebelen op je stoel. Heb je even nood aan beweging?”
-
Spiegelspraak met afspraak: “Ik zie dat je graag al iets wil vertellen, maar je kan het pas vertellen als we in de kring zitten.” (= afleiden, alternatief gedrag).
-
Hierdoor moeten kinderen zelf de klik maken en zelf hun gedrag aansturen bv. “Ik zie dat je nog aan het spelen bent” in plaats van “Je bent nog niet aan het opruimen”. (Feryn, 2017)
-
​
​
-
Ik voel, ik denk, ik doe (Feryn, 2017): Bij ‘ik voel’ zitten de kinderen met hun armen gekruist en kijken ze naar hun buik. Ze laten hun gevoel toe. Bij ‘ik denk’ zetten ze hun hand tegen hun hoofd en denken ze na over hun gedrag. Bij ‘ik doe’ doen ze hun handen tegen elkaar. Dit wordt gebruikt om rustig te worden of zichzelf even af te remmen. (= duidelijk, ook voor de andere kinderen + alternatief gedrag)
​
​
​
-
Benoem de pauze tussen de vraag die de leerkracht stelt en de antwoorden die de leerlingen geven als ‘Denktijd’. Geef alle leerlingen even Denktijd (Herrewijn & Monfils, 2019) voordat ze mogen reageren op een vraag. (= voorspelbaarheid) Hier kan ook een rijmpje bij: Stop, denk na en zeg het antwoord pas daarna. (Feryn, 2017)
​
​
​
-
Richt de aandacht op de zintuigen (= voorspelbaarheid vergroten): Welke zintuigen hebben we nodig om deze opdracht te vervullen? En waarom? We laten ons niet afleiden door de prikkels die er niet toe doen. Hiervoor kunnen er visuele hulpmiddelen (kaartjes) gebruikt worden: oog, oor, mond, hand, neus. Als de leerlingen moeten samenwerken, kan dit ook gebruikt worden bv. Jij bent eerst de handen en de andere de ogen. Daarna wissel je om. Zo is het voor leerlingen visueel duidelijk hoe ze moeten samenwerken. (Feryn 2017)
​
​
​
-
Gezelschapsspelletjes: Halli Galli Junior (niet reageren bij een verdrietige clown), Jenga (nadenken vooraleer ze iets aanraken), Speed Cups (snel reageren op visuele prikkels en foute reacties onderdrukken).








